Moe maar voldaan plof ik op de bank in de woonkamer neer. Even een moment van oogcontact met mijn collega, of misschien moet ik zeggen mijn huisgenoot of vriendin, die weet dat ik nu net uit een intens gesprek vandaan kom met één van de vrouwen. Het is koffietijd en donker buiten. Mijn collega en enkele vrouwen hangen ontspannen op de bank. De hond, of poes zoals zij door sommige bestempeld wordt, kijkt nieuwsgierig rond terwijl ze heerlijk wordt vertroeteld door één van de dames. De anderen zitten op hun telefoon en af en toe wordt er wat gezegd.
Ik laat het gesprek dat ik net heb gehad door mijn hoofd gaan. Opnieuw een verhaal gehoord van zoveel pijn en onrecht. Een verhaal wat bijna 30 jaar lang als een geheim meegedragen is. Tot aan vandaag, een geheim. Hoe is het mogelijk. Wat een eenzaamheid en worsteling moet dit hebben gegeven. Ik zie in mijn gedachten een meisje voor me dat geworsteld heeft, bang en gekwetst was en is, en niet begrepen werd. Vanmiddag zei mijn collega, laat ik haar voor de duidelijkheid toch maar zo noemen: ´soms denk ik: niet nog meer God´. Ik begrijp iets van wat ze zegt. Het roept verdriet en boosheid in mij op. Ze was nog kind, had recht op bescherming. Zo beschadigd door mensen en nu dagelijks worstelen met de pijn en de leugens die dit in haar hoofd geeft. In dit soort gesprekken bid ik stil van binnen: ´God wilt U mij wijsheid geven´. Hoe kan ik naast de vrouwen staan met zoveel pijn, wat zijn de juiste woorden om te spreken of moet ik juist zwijgen en hoe doe ik dat als het mij ook raakt? Tegelijk voel ik verwondering. We zijn nog zo kort samen aan het optrekken. Dankbaar ben ik dan voor de openheid die er is. Na enkele weken samen leven, kunnen geheimen gedeeld worden die jaren verstopt hebben gezeten. Dan geeft het mij ook hoop, hoop op herstel en genezing. Dan zie ik in deze processen de krachtige werking van God. Hoe Hij mensen samen brengt, wijsheid en geduld geeft en we zo een schakeltje in Zijn hand mogen zijn.
Ik kijk nog eens om me heen en zie dat mijn collega nog geconcentreerd is op haar mobiel. Ze hangt naast me en tegelijk zie ik een kussen naast me liggen. Kan ik het doen? Ik neem het kussen en haal uit. ‘Hier heb ik nu zo’n zin in’, zeg ik tegen haar. Gelukkig is zij er ook voor in en ontstaat er een kussen gevecht zoals ik vroeger zo vaak heb gedaan. Na enige aanmoediging vanuit mijn kant springt ook één van de vrouwen bij en samen slaan we met de kussens in op mijn collega, die even wegkruipt onder haar plaid, maar dan toch weer de moed bij elkaar raapt en ons niet vrij onze gang laat gaan. De veren vliegen dan nog niet om onze oren, maar onze haren zitten verward en onze ademhaling klinkt versneld als we daarna lachend weer achterover ploffen in de bank. De hond is een eind opgeschoven van alle oproer en ik heb even mijn spanning kunnen uiten en weer kunnen lachen. Wat is het toch heerlijk om zo de dag weer af te kunnen sluiten. Samen huilen en samen lachen, dat is wat er gebeurt. Niet alleen tussen mij en mijn collega, maar ook onderling met de vrouwen die bij ons wonen. Dankbaarheid is er in mijn hart. Enigszins voorzichtig kijk ik uit naar morgen. Wat zal die dag gaan brengen?