niet bestonden, ik was vrij.
Daardoor, dacht ik, werd ik blij.
En wat zou ik mij nog meer wensen?
Ik was niet zoals die mensen,
zo beperkt en zo bekrompen.
Maar ik was erin gestonken.
Ik ging mee in ’t grillig tij.
‘k Kwam tot geloof, toen zei mijn Vader:
‘Jongen, hier, ‘k geef je een kader.
Houd je daaraan vast, leef daarin,
dan krijgt ook jouw leven zin.
In het kader ligt de vrijheid.
En daardoor krijg je meer tijd
om Mij te zoeken, Mij te vragen.
Ben je zwak, Ik zal je dragen.’
In het begin zag ik het niet.
Voelde ik mij soms bekneld.
Vroeger zag ik mij als held,
al deed ik God daarmee verdriet.
Maar nu Hij mij heeft gebroken
en opnieuw aan ’t bouwen is,
in mij heeft een vuur ontstoken,
ben ik verlost van droefenis.
Het kader geeft mij echte vrijheid,
omdat ik er in wil zijn.
In die ruimte krijg ik wijsheid.
Ben ‘k verlost van heel veel pijn.
Daarom, Heer, wil ik U danken
voor de ruimte die U geeft.
Voor de voeding in de ranken,
waardoor ik voor eeuwig leef.
Gedicht
Door Paul Noordegraaf